Geloofsleer Aqida

Imam al-Ghazali’s metafysica van de contingente kosmos

Imam al-Ghazali’s metafysica van de contingente kosmos. Ontrokken van zijn boek Qawaid al-Aqaid, geschreven toentertijd in Jerusalem:

Het is vanzelfsprekend dat het bestaan ​​van een contingente modus niet geëmancipeerd is van de oorzaak van een wezen dat het voortbrengt, en dat de kosmos contingent is. Derhalve kan het bestaan ​​ervan niet worden losgemaakt van een causaliteit. Onze stelling  dat het bestaan ​​van een contingente modus niet is geëmancipeerd van een causaliteit, is klaarblijkelijk en vanzelfsprekend. Want elke contingente gebeurtenis wordt geregeld in een bepaald tijdsgewricht, aangezien haar precedent rationeel mogelijk is. Afgezien van zijn antecedent of posterieur, is zijn eigen toegewezen tijdvak afhankelijk van een wezen die het overwicht geeft. En onze verklaring – dat de kosmos contingent is, dan is het bewijs dus dat de modale wereld niet vrij is van beweging en stopzetting, en beide zijn contingent. En welk ding ook niet vrij is van contingentie, is op zichzelf contingent, het bewijs ligt in drie redeneringen.

1. Modaliteit, dit is niet vrij van beweging en stopzetting, en dit is vanzelfsprekend en een rationele noodzaak. Het is niet nodig dat iemand hierover nadenkt, want als een persoon een dergelijk modaliteit accepteert dat noch beweging heeft en noch stilstaand is, dan is zo’n persoon onwetend en verdwaalt van de rationele manier.

2. Onze stelling – beweging en stopzetting zijn beide contingent, dan is de antecedentie van de een boven de ander en zijn posterieur van de een boven de ander een zelfverklaard bewijs, en het is duidelijk zichtbaar uit iedere modaliteit ondanks dat de modaliteit wordt waargenomen of niet. Verder, welke materie dan ook stilstaand is, haar beweging is rationeel mogelijk. En welke materie beweegbaar is, haar stopzetting is rationaal mogelijk. Dan, ongeacht welke toestand er heerst, zijn overwicht rationaliseert haar als contingent. En zijn antecedent omdat het in niet-bestaan ​​is, bepaalt dat het contingent is, want zodra zijn oneindigheid wordt bewezen, zal zijn niet-bestaan ​​rationeel onmogelijk zijn.

3. Onze verklaring – ieder ding die niet vrij van contingentie is, is zelf contingent. De rationaliteit hiervan is dus, als dit niet zo was, zou de prioriteit van elke contingente gebeurtenis contingente materie zijn, die geen precedent had. En als dit niet afdichtend is voor iedere contingentie, dan zou er geen stadium zijn van het bestaan ​​van de contingente aanwezigheid. En ieder materie die ook geen beperking heeft, dan is haar beëindiging rationeel onmogelijk. Als er een argument is met betrekking tot de kosmos dat geen beperking heeft, dan is de omvatting ervan even, oneven, of beide even en oneven, of noch even en noch oneven. Een eenheid tussen paar en oneven is rationeel onmogelijk, daarom is de afwezigheid van zowel oneven als even rationeel onmogelijk. Want dit is samenkomen van ontkenning en toekenning, want er is in de ene toekenning en de andere ontkenning, en de ene een ontkenning en de andere een toekenning. En dit is ook rationeel onmogelijk dat ze zouden worden gekoppeld, want in een paar is er één extra nodig en daarom zou het als even worden beschouwd. Hoe zou het dan door iemand worden gecompenseerd als er geen beperking aan is, waardoor het zelfs rationeel onmogelijk wordt? En dit is ook rationeel onmogelijk dat er niets in eigenaardigheid en gelijkheid is, want het is beperkt. Hieruit weet men dat de kosmos niet vrij is van contingente omstandigheden en derhalve contingent is. En wanneer zijn contingentie wordt bewezen, wordt zijn afhankelijkheid van een veroorzaker duidelijk vanzelfsprekend.