Antwoord: [1] Deze daden zullen zelfs het vasten niet overwegen te breken totdat er geen zaadlozing is, en om alleen samen te liggen waarbij de lichamen elkaar aanraken of elkaar kussen, is er niets dat zelfs niet afkeurenswaardig is [Makruh]. Bij knuffelen, kussen, aanraken als er angst is die het vasten breekt door overwonnen te worden door seksuele aandrang, oftewel er is angst die je niet kunt weerstaan ​​en, Allah verhoede, om daardoor verstrikt te raken in geslachtsgemeenschap of zelfs zonder geslachtsgemeenschap, dat deze handelingen zaadlozing veroorzaken, dan zijn al deze daden afkeurenswaardig en verbiedelijk vermaand [Mamnu’]. En als er geen angst is, dan is het niet benadelend, maar onfatsoenlijke gemeenschap, oftewel naakt omhelzen waar de mannelijke geslachtsdeel de vrouwelijke geslachtsdeel enigszins raken, [alsmede] tijdens het vasten elkaars lippen op elkaar is absoluut afkeurenswaardig. Desgelijks is in al-Siraj al-Wahhaj het zoenen ook absoluut afkeurenswaardig verordineerd. Om met de vrouw te zoenen en om de tong te zuigen is onnoembaar afkeurenswaardig, hij dient het uit te spugen zodra het speeksel van de vrouw in zijn mond komt als gevolg van het zuigen aan haar tong, en als het in de keel komt dan afgezien van de afkeer, zal zelfs het vasten breken, en als hij opzettelijk slikt tijdens het proeven, dan wordt het noodzakelijk om een ​​compensatie [Kaffarah] te betalen. [Durr al-Mukhtar: Bab ma Yufsid al-Sawm 1/152] [Durr al-Mukhtar: Bab ma Yufsid al-Sawm 2/23-122] [Durr al-Mukhtar: Bab ma Yufsid al-Sawm 1/151] En Allah weet het beter.

[2] Neen. Zelfs het vaak herhaaldelijk zien in zoverre dat alleen in de staat van kijken zonder aanraking zaadlozing voorkomt, dan is waarlijk op deze manier onthouding noodzakelijk. In Durr al-Mukhtar staat: “Indien er zaadlozing is door te kijken, zelfs als hij herhaaldelijk de privé-delen van de vrouw ziet, zal het vasten niet breken.” [Durr al-Mukhtar: Bab ma Yufsid al-Sawm 1/149] En Allah weet het beter.

al-Imam Ahmad Rida al-Baraylwi

25-Ramadan-1315 || ≈ 17-Feb-1898

Al-‘Ataya al-Nabawiyya fi’l-Fatawa al-Ridawiyyah 10:552-553#253-254